Hoe lang blijft een strafrechtelijke aantekening op je strafblad staan?

Wat is een strafblad?

Een strafblad, ook wel bekend als een justitiële documentatie, is een officieel overzicht van strafrechtelijke gegevens. Het roept vaak beelden op van ernstige misdrijven en harde veroordelingen, maar in werkelijkheid kunnen er allerlei verschillende aantekeningen op verschijnen. Voor veel mensen is het hebben van een strafblad iets wat hun leven kan beïnvloeden, of het nu gaat om het vinden van een baan of het krijgen van een visum voor een reis. Daarnaast speelt het strafblad ook een rol bij het verkrijgen van verblijfsrecht in Nederland. Maar wat komt er nu precies op een strafblad terecht, en hoe lang blijft die informatie staan?[1]

In Nederland gelden verschillende bewaartermijnen voor gegevens op het strafblad, afhankelijk van het soort strafbare feiten. De wet stipuleert hoe lang deze gegevens mogen worden bewaard. Er is een belangrijk onderscheid tussen misdrijven en overtredingen: overtredingen blijven minder lang op het strafblad staan dan misdrijven. Dit verschil in bewaartermijn weerspiegelt de ernst van de gepleegde feiten en heeft invloed op de juridische gevolgen voor betrokkenen.[2]

Hoe lang blijft het strafrechtelijk gegeven op het strafblad staan?

Hoe lang het strafrechtelijk gegeven op het strafblad blijft staan hangt af van de aard van het misdrijf en/of de overtreding:

  • Misdrijven waar een gevangenisstraf van 6 jaar of meer blijven 30 jaar [!!] op het strafblad staan. Ongeacht of het gaat om een uitspraak of een sepot [art. 4 lid 1a Wjsg].
  • Indien het gaat om een misdrijf waarop een maximale gevangenisstraf staat van minder dan 6 jaar worden de justitiële gegevens – zowel sepot als uitspraak – vernietigd na 20 [!!] jaar [art. 4 lid 2 Wjsg];
  • Indien een gevangenisstraf van langer dan 20 jaar is opgelegd blijft dit strafrechtelijk gegeven 50 jaar [!!] staan [art 4 lid 3 Wjsg];
  • Indien er sprake is van een levenslange gevangenisstraf of TBS blijft het gegeven 80 jaren [!!] staan [art. 4 lid 3 Wjsg];
  • Justitiële gegevens inzake zedenmisdrijven worden pas na 80 jaar [!! vernietigd [art 4 lid 4 Wjsg].
  • Een overtreding blijft daarentegen in de regel 5 jaar staan [art. 6a Wjsg].
  • Een overtreding blijft 10 jaar staan indien er in het kader van een overtreding een taakstraf of een vrijheidsstraf is opgelegd;
  • Pas op, indien er na het justitiële gegeven een uitspraak is gedaan door een rechter voor een ander feit blijft het eerdere feit net zo lang staan als het latere feit [!!]

Kortom, de ernst en aard van het misdrijf of de overtreding bepaalt voor welke duur dit op het strafblad blijft staan.

In zijn algemeenheid geldt dat het raadzaam is een aantekening op het strafblad [met name waar het een veroordeling betreft] zoveel mogelijk te voorkomen vanwege de negatieve impact die een dergelijke aantekening kan hebben.

Welke soort aantekeningen zijn er?

Er zijn verschillende soorten strafrechtelijke aantekeningen. Hierbij een aantal voorbeelden:

  • Sepot; een sepot betekent dat justitie niet overgaat tot vervolging. Dit kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld een gebrek aan bewijs, maar het kan ook gaan om een beleidssepot. -> iedereen is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Indien een zaak is geseponeerd heeft dit dus geen (strafrechtelijke) consequenties. Tóch kan de sepotaantekening een rol spelen, bijvoorbeeld bij de aanvraag van een VOG. Álleen beleidssepots spelen kunnen echter een rol spelen in de beoordeling van de VOG-aanvraag, ‘technische’ sepots op grond van het bewijs niet;
  • Vrijspraak; vrijspraak betekent dat u bent vrijgesproken en dat uw schuld niet kan worden bewezen. Derhalve moet u voor onschuldig worden gehouden. Inzake een VOG-aanvraag mag een onherroepelijke vrijspraak bijvoorbeeld vanzelfsprekend geen rol spelen.
  • Een veroordeling; een veroordeling kan vanzelfsprekend wel degelijk een rol spelen bij de beoordeling van bepaalde beslissingen.
  • Een strafbeschikking; een [geaccepteerde] strafbeschikking kan een rol spelen. Het accepteren van een strafbeschikking betekent het erkennen van schuld. Echter, er heeft geen onafhankelijke rechter naar de zaak gekeken. Dit speelt wel een rol in de beoordeling van het feit.

Kortom, uw strafblad kan verschillende informatie en aantekeningen bevatten. Deze informatie blijft lange tijd staan. Echter, hoe de aantekening bij die specifieke beslissing meeweegt [bijvoorbeeld een VOG-aanvraag of een verblijfsaanvraag] moet aan de hand van dat specifieke doel en de regels daaromtrent worden beoordeeld. Binnen het wettelijke kader voor beoordeling zal de beleidsambtenaar in die zaak een afweging maken.

Hoe zit het met het strafblad van minderjarigen?

Een interessant punt vormt het strafblad van minderjarigen. Veel mensen denken ten onrechte dat justitiële gegevens van minderjarigen niet, of minder lang, op het strafblad blijven staan. Voor duur van de aantekening gelden echter dezelfde regels als voor meerderjarige verdachten!

Verder geldt wel:

  • Jongeren jonger dan 12 jaren kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd en bouwen dus geen strafblad op.
  • Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaren gelden (dus) dezelfde regels als voor minderjarigen.
  • De gegevens van minderjarigen worden wel minder snel gedeeld met andere instanties.
  • De jongere heeft soms de kans een [vermoedelijk] strafbaar feit af te doen met een HALT-straf. Een (met succes afgeronde) HALT-straf komt niet op het strafblad te staan! Of de zaak met een HALT-straf kan worden afgedaan hangt af van een aantal componenten zoals de proceshouding van de minderjarige [bekennen of zwijgen], hoe vaak de HALT-straf al is opgelegd en de aard van het misdrijf.

Rechtsmiddelen

Tegen een beslissing van de overheid inzake bijvoorbeeld uw VOG of uw verblijfsrecht staat vanzelfsprekend bezwaar en beroep open.


[1] https://www.rechtstelefoon.nl/juridische-artikelen/2022/5/19/welke-gevolgen-heeft-een-strafblad-voor-mij

[2] https://www.justid.nl/onderwerpen/strafblad-en-het-justitieel-documentatie-systeem/hoelang-blijft-een-strafblad-bewaard

Ik ben slachtoffer geworden van hypotheekfraude. Wat moet ik nu doen?

Wat is hypotheekfraude?

Hypotheekfraude komt op grote schaal voor. Echter, niet iedereen die bij een hypotheekfraude betrokken raakt doet dit met opzet of heeft hier weet van.

Hypotheekfraude in Amsterdam

Zo kwam afgelopen zomer naar buiten dat er in onze hoofdstad sprake is geweest van een grootschalige hypotheekfraude waarbij honderden Amsterdamse woningen zijn gekocht of daarbij is bemiddeld door middel van fraude[1] (Publicatie FD). De grootschalige hypotheekfraude werd bij toeval ontdekt in een ander grootschalig onderzoek.

Bij hypotheekfraude wordt een hypotheek met valse documenten afgesloten. Zelfs hypotheekadviseurs en waren in dit onderzoek bij de fraude betrokken. In het onderzoek zijn makelaars aangehouden, hypotheekadviseurs en administratiekantoren. Het onderzoek laat op ontluisterende wijze zien dat criminaliteit voorkomt in alle gelederen van de samenleving.

Bij de fraude werden valse werkgeversverklaringen geregeld, nepsalarisstroken, en, bijvoorbeeld als het ging om een ondernemer, aangedikte jaarrekeningen. De bank was in deze te goed van vertrouwen en nam de stukken voor juist aan.

Ook woningzoekende kunnen slachtoffer worden

Ook woningzoekenden kunnen bij de hypotheekfraude betrokken raken. Dit kan volstrekt onbewust zijn, waarbij de woningzoeker feitelijk slachtoffer is van de hypotheekfraude. Doordat de woningzoekende feitelijk een te hoge hypotheek heeft gekregen kan deze de hypotheek vervolgens niet betalen, waardoor de kersverse woningeigenaar wordt geconfronteerd met een (mogelijke) gedwongen verkoop en zeer waarschijnlijk een restschuld. De bank en de woningzoekende zijn de verliezers terwijl de ‘bemiddelaars’ en de organisatoren, met het voordeel aan de haal gaan.

De woningzoekende loopt in deze gevallen tegen een frauduleuze makelaar aan die aangeeft ‘wel een woning te kunnen regelen’. De woningzoeker moet daar wel vaak aanzienlijk (extra) voor betalen. De administratiekantoren regelen de valse papieren. De (malafide) hypotheekadviseurs werken vervolgens mee aan de valse aanvraag met valse papieren. De bank heeft onvoldoende middelen om de juistheid van de geschriften te controleren.

Als de fraude op het spoor wordt gekomen kan ontbinding van de hypotheek volgen gevolgd door een gedwongen verkoop. De notaris kan ervoor kiezen de akte te laten passeren of tegen te houden. De notaris kan echter ook de akte laten passeren maar tegelijkertijd een melding doen van een ongebruikelijke transactie bij het FIU. Dit betekent dat de huisverkoop enerzijds doorgaat, maar dat anderzijds alle alarmbellen gaan rinkelen met alle gevolgen van dien.

Gevolgen woningzoeker      

Voor de woningzoeker – die onbedoeld bij de hypotheekfraude betrokken raakt – kan de kwestie een financiële strop worden. Doordat buiten zijn medeweten om met de inkomensgegevens is gesjoemeld kan deze de hypotheek niet meer betalen, waardoor een gedwongen verkoop kan volgen.

De woningzoekende loopt dus veel risico als de fraude uitkomt. De (hoge) verkoopprijs van de woning komt ten bate van de bemiddelaar en / of de achterliggende partij. De woningzoekende, thans kersverse woningeigenaar, vist achter het net (zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 23 april 2019 [2]). 

Gevolgen voor bancaire relaties     

De woningzoeker loopt ook grote risico’s om bij zijn of haar bank op de ‘grijze lijst’ te komen, waarbij de bancaire relatie met de woningzoeker wordt verbroken. Ook loopt de woningzoeker risico om op de ‘zwarte lijst’ te komen te staan (opname in het extern verwijzingsregister). Dit betekent dat de betrokkene jarenlang (de standaardtermijn is 8 jaar, maar kan in bepaalde gevallen worden bekort) geen bancaire relaties meer kan aangaan en bij elke bank wordt geweerd.  Opname in het EVR kan alleen als er sprake is van ‘zodanig concrete feiten en omstandigheden, dat die kunnen leiden tot een strafbaar feit in de zin van art. 350 Sv.’ [3]. Voor opname in het EVR dient dus wel aan de ‘bewijslat‘ te zijn voldaan.

Als u (onbedoeld) betrokken raakt bij een hypotheekfraude kan dit zeer grote gevolgen voor u hebben. Neem contact op met een goede advocaat die u kan bijstaan.  


[1] Rob de Lange en Bart Mos. 14 juli 2024. Crimineel netwerk kocht honderden woningen via listige hypotheekfraude. FD.

[2] ECLI:NL:GHDHA:2019:869.

[3] HR 29 mei 2009 (NJ 2009/243)

De bank heeft mijn rekening geblokkeerd en/of ik ben geregistreerd in het intern en/of extern verwijzingsregister. Wat kan ik doen?

De bank heeft tegenwoordig vanuit onder meer vanuit de Wwft [de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme] en de Wft een verregaande plicht cliënten en ‘verdachte transacties’ te onderzoeken. De klant en eventuele transacties die eventuele vraagtekens oproepen dienen voortdurende te worden onderzocht.

Banken zijn hier veel strenger in geworden en hebben grote compliance-afdelingen opgezet.

De bank is erg op zijn qui vive aangezien er in het verleden grote boete’s zijn betaald [tot wel 775 miljoen euro door bijvoorbeeld de ING] voor het niet vervullen van de ‘poortwachtersfunctie’. Banken zouden te weinig hebben ingegrepen bij witwas-activiteiten.

Het gevolg is echter dat nu elke transactie snel in het oog springt van de bank en tot een mogelijke blokkade kan leiden. Denk bijvoorbeeld aan transacties die worden overgemaakt vanuit het buitenland [mogelijk heeft u familie of een onderneming in het buitenland], maar ook personen die ongewild in een fraude betrokken raken. Of u heeft een opname gedaan om een contante betaling te doen of juist een contante betaling gestort.  

Indien uw rekening is geblokkeerd en/of u bent opgenomen in het intern of extern van verwijzingsregister is het van belang zo snel mogelijk actie te ondernemen. Houd correspondentie van de bank goed in de gaten te houden. Zorgt u ook dat u tijdig reageert op eventuele aangekondigde acties.

Uiteraard staat het u vrij hierbij een advocaat in de arm te nemen.

Hieronder wordt ingegaan op een aantal vragen betreffende een bankblokkade, mogelijke beëindiging van de bankrelatie en opname in het intern- of extern verwijzingsregister.

Mag de bank zomaar uw bankrekening zomaar blokkeren?  

Het is van belang te onthouden dat de bank niet hoeft te bewijzen dat u een strafbaar feit zoals witwassen of oplichting heeft gepleegd. De bank heeft de taak om risico’s van bijvoorbeeld witwassen of zelfs financiering van terrorisme te beperken. Hiertegenover staat het belang van de klant bij een bankrekening. Een bankrekening is immers volstrekt noodzakelijk om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.

Kan de bank nu zomaar uw rekening blokkeren en/of de relatie met u beëindigen?

Op grond van art. 35 van de algemene bankvoorwaarden – waar doorgaans naar kan worden verwezen – kan de bank de relatie beëindigen. Het betreft immers een contractuele relatie tussen twee partijen. Hierbij dient de bank echter wel een afweging te maken tussen het belang van de bank en uw belang bij toegang tot het financiële verkeer. De bank heeft een maatschappelijke functie en dient uw belang bij het hebben van een bankrekening dus mee te wegen, zo is ook in de rechtspraak bepaald.

Wat is het intern verwijzingsregister?

Het interne verwijzingsregister is het register van de bank waar u zaken mee doet. Medewerkers van veiligheidszaken van die bank kunnen dan van een bepaalde melding kennisnemen. Een vermoeden van een strafbaar feit ten nadele van de bank is hiervoor voldoende.

Wat is het extern verwijzingsregister? Kan ik iets doen tegen registratie in het extern verwijzingsregister?

Het extern verwijzingsregister is tevens niet zozeer een verplichting vanuit de Wwft maar een ‘interne lijst’ waarop ‘verdachte klanten’ vermeld zijn. Het aanvragen van een creditcard, het afsluiten van een zakelijke rekening, een lening of een hypotheek is niet meer mogelijk als u op deze ‘zwarte lijst’ staat.

Het is dus van het grootste belang dat u niet op deze lijst komt te staan, en als u erop staat, dat u er weer zo snel mogelijk vanaf komt.

Volgens het eigen protocol van banken mag u alleen op de lijst worden gezet als in voldoende mate vaststaat dat u betrokken bent geweest bij fraude en een bedreiging vormt voor andere klanten, de bank of de financiële sector. U kunt voor maximaal 8 jaar op  de lijst worden geplaatst. Het geven van foutieve of valse informatie kan een aanleiding zijn u in het extern verwijzingsregister te plaatsen. Uit rechtspraak blijkt wel dat inschrijving in dit register in verhouding met zijn met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook heeft de rechtbank in bepaalde gevallen geoordeeld dat de inschrijving voor de maximale duur [van 8 jaar] te lang is.

Plaatsing in het EVR is officieel een waarschuwing en geen straf of sanctie maar de persoonlijke  en zakelijke consequenties kunnen gigantisch zijn.

Dit wringt des te meer nu bepaalde transacties ‘verdacht’ kunnen lijken terwijl hier een goede en legitieme verklaring voor bestaat, denk bijvoorbeeld aan – legale – betalingen vanuit het buitenland.

Het is van belang snel en op de juiste manier in actie te komen. Indien u een verklaring kunt geven voor uw transactie is het raadzaam deze verklaring aan de bank te geven.

De praktijk leert dat personen al snel in het EVR worden geplaatst. Soms is zelfs een seponering van uw zaak onvoldoende om u uit het EVR te halen. U zult echt moeten toelichten waarom u geen risico bent voor het financiële verkeer.

Uiteraard dient ook uw persoonlijke belang in dit kader te worden meegewogen en dient de [duur van] de inschrijving aan de wettelijke eisen te voldoen.

Wat kan ik doen als ik er met de bank niet uitkom? Alternatieve geschilbeslechting versus de gang naar de rechter

Indien u er met de bank niet uitkomt is één van de opties om u te wenden tot het Kifid [Klachteninstituut Financiële Dienstverlening]. Dit is een ‘alternatieve vorm van geschilbeslechting’ [tussen u en de bank]. Uw klacht wordt behandeld door dit instituut.

Het Kifid kijkt of de bank terecht uw rekening heeft geblokkeerd [en/of u terecht in het intern/extern verwijzingsregister heeft geplaatst]. Ook wordt er een belangenafweging gemaakt tussen het belang op risico-beperking van de bank en uw belang deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer.

De gang naar het Kifid kan een oplossing vormen van uw bancaire problemen. Een advocaat is niet noodzakelijk, maar mogelijk wel raadzaam.

De rechter; kort geding

U kunt ook naar de rechter, en een kort geding aanspannen. Deze procedure leidt tot een gedegen toetsing van Rechtbank. De procedure kan echter kostbaar zijn, alsmede tijdrovend.

AVG

Verstrekken van uw persoonlijke gegevens aan de bank kan natuurlijk op gespannen voet staan met uw privacy en de AVG [Algemene verordening gegevensbescherming]. Bijvoorbeeld de algemene principes binnen de AVG van dataminimalisatie en opslagbeperking.

Waar kan ik nog bankieren als mijn rekening is geblokkeerd

U heeft recht op een basisrekening. Alle transacties op deze rekening worden beheerd en gecontroleerd.

Het schijnt ook dat het vaak nog mogelijk is een [digitale] bankrekening te openen in Litouwen.

Conclusie

Blokkade van uw bankrekening en plaatsing in het intern / extern verwijzingsregister is een [heel] vervelende aangelegenheid die diep kan ingrijpen in uw persoonlijke en / of zakelijke leven. Kom snel in actie en verstrek de juiste informatie aan de bank. Een advocaat kan u hierbij helpen. Indien correspondentie met de bank niet tot een oplossing leidt staat de weg naar het Kifid open. U kunt ook overwegen een procedure jegens te bank te starten.

Neem contact op met Canstein Advocatuur en informeer naar de mogelijkheden.

Ik ben aangehouden wat nu??

U bent aangehouden door de politie omdat u wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit. De politie heeft dan het recht om u aan te houden op basis van het Wetboek van Strafvordering. Er dient wel sprake te zijn van een redelijke verdenking [art. 29 Sv.].

Wat zijn uw rechten?

  • U heeft recht op een advocaat (art 18: Rechtsbijstand)

De politie is u verplicht te mededelen dat u recht heeft op een advocaat dit moeten zij u melden voorafgaand het eerste verhoor. Dit kan een gratis piket advocaat zijn die krijgt u dan toegewezen door de politie deze heeft de verplichting u binnen twee uur na oproep te bezoeken. U kunt ook een voorkeursadvocaat naar eigen keuze doorgeven, de politie zal deze dan contacteren en deze advocaat heeft ook de plicht om u binnen 2 uur na oproep te bezoeken. Voordat u met uw advocaat heeft gesproken hoeft u geen enkele vraag van de politie te beantwoorden, u hoeft ook niet mee te werken aan enig onderzoek.

  • U heeft het recht te zwijgen(zwijgrecht: art. 29 Wetboek van Strafvordering)

Zodra het verhoor begint bent u niet tot antwoorden verplicht. Als u zich laat bij staan door een advocaat is het belangrijk dat u goed bespreekt of het verstandig is om antwoord te geven of dat u beter zich kan beroepen op uw zwijgrecht. Ingezien dat alles wat u verklaart tijdens het verhoor ook tegen u gebruikt kan worden.

Hoe lang mag de politie u vasthouden?

  • Aanhouding                                                                              (Max) 9 uur

De politie mag u maximaal 9 uur vasthouden voor de aanhouding en de ophouding voor het onderzoek. De uren tussen 00:00 uur en 09:00 uur tellen niet mee. Bijvoorbeeld wanneer u om 05.00 uur wordt aangehouden, mag de politie u tot 18.00 uur vasthouden. Ondanks dat de uren tussen 00:00 uur en 09:00 uur niet mee tellen, mag de politie u wel verhoren tussen deze tijden.

  • Inverzekeringstelling                                                                (Max) 3 dagen

Als de politie na het eerste verhoor nog steeds reden denkt te hebben om u te verdenken van een strafbaar feit, kan de hulpofficier van justitie een bevel tot inverzekeringstelling geven. De politie is dan bevoegd u 3 dagen langer vast te houden. De tijd van het inverzekeringstelling gaat pas in na afloop van de 9 uur van de aanhouding. Het is mogelijk bij bijzondere omstandigheden dat deze duur nog een keer word verhoogd met 3 dagen. Daarna zal de officier van justitie beslissen of u het verdere onderzoek op vrije voet mag afwachten of dat u in belang van het onderzoek voor de rechter-commissaris moet worden geleid met aanvraag voor bewaring. In bepaalde gevallen kan de inverzekeringstelling met drie dagen worden verlengd.

  • Voorloopige hechtenis (Bewaring)                                        (Max) 14 dagen

Bij een serieuze verdenking van een strafbaar feit waar een gevangenisstraf op staat van 4 jaar of langer of voor de misdrijven genoemd in artikel 67 van het wetboek van strafvordering,  kan de officier van justite vragen voor voorlopige hechtenis(bewaring) bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal dan kijken of de aanhouding terecht en volgens de regels is gebeurd, of er een serieuze verdenking is en niet een vage verdenking en of er 1 of meer gronden zijn voor het eis van voorlopige hechtenis. Bij de gronden zal de rechter-commissaris kijken of er sprake is van vluchtgevaar, of er vrees is dat bij vrijlating verdachte een vergelijkbare feit pleegt(recidivegevaar/veelpleger), of verdachte een gevaar vormt voor de staat of de gezondheid en veiligheid van personen of goederen, of verdachte binnen 5 jaar na veroordeling van een misdrijf weer verdacht word van een misdrijf en of er vrees is dat verdachte bij vrijlating het onderzoek zal saboteren of tegen werkt door sporen uit te wissen of getuigen te beinvloeden. Als 1 of meer van deze gronden aanwezig zijn kan de rechter-commissaris u in voorlopige hechtenis plaatsen met een duur van maximaal 14 dagen.

Wilt u dat de voorlopige hechtenis stopt, of dat die (kort) wordt onderbroken? Dan kunt u een verzoek tot opheffing of tot schorsing indienen bij de rechter. Ook kunt u als verdachte in hoger beroep gaan als u het niet eens bent met een beslissing van de rechter over de voorlopige hechtenis.

  • Gevangenhouding                                                                    (Max) 90 dagen

Wil de officier van justitie u, na de eerste fase langer in voorlopige hechtenis houden? Dan vraagt hij de rechtbank om uw gevangenhouding te bevelen dit vindt plaats in het huis van bewaring. Zodra een strafrechter de zaak in behandeling neemt, kan dit ook in de gevangenis zijn. De raadkamer van de rechtbank beslist over gevangenhouding, het bevel tot gevangenhouding is van kracht gedurende een termijn van ten hoogste 90 dagen.

Zijn er algemene tips wanneer u wordt aangehouden?

Die zijn er zeker. Algemene tips waarmee u rekening dient te houden zijn:

  • Onthoud goed de naam van uw voorkeursadvocaat. Geeft u geen voorkeursadvocaat op dan krijgt u een willekeurige advocaat aangewezen. Uiteraard kiest u liever voor de advocaat van uw voorkeur waar u vertrouwen in heeft.
  • Onthoud het nummer van een familielid, of andere naaste. In bepaalde gevallen komt u lastig bij uw telefoon. U heeft echter wél recht uw naaste in kennis te stellen van uw aanhouding.
  • Leg geen enkele verklaring af en geef geen toestemming voor onderzoeken [bijvoorbeeld huiszoeking of andere onderzoeken] vóórdat u met uw advocaat heeft gesproken en derhalve juridisch advies heeft ingewonnen.

Heeft u verdere vragen over het verloop van uw strafzaak? Neem contact op met Canstein Advocatuur!

Ik heb een meldbrief gekregen dat ik mezelf moet melden bij de PI. Wat moet ik doen?

U heeft een brief gekregen dat u zichzelf moet melden bij de PI. Dit is einde verhaal. U moet in detentie, toch? Nee, ook in deze situatie zijn er nog mogelijkheden.

Vóór u de brief heeft gekregen

In sommige gevallen is het handig al stappen te nemen vóór u de meldbrief heeft gekregen.

  • Bij vrijheidsstraffen van 6 maanden of minder;
  • Bij een taakstraf;
  • Bij een voorwaardelijke straf die ten uitvoer wordt gelegd van 6 maanden of minder;
  • Een straf die een jaar na het onherroepelijk worden hiervan, nog steeds niet ten uitvoer is gelegd.

Bij deze straffen schort een gratieverzoek de tenuitvoerlegging namelijk op, maar alleen als de straf nog niet is aangevangen (art. 6:7:2 Sv.). Door (o.a.) de meldbrief vangt de tenuitvoerlegging aan en kan de straf dus niet meer opgeschort worden middels een gratieverzoek. Ook bijvoorbeeld het uitvaardigen van een arrestatiebevel houdt bijvoorbeeld in aanvang van de tenuitvoerlegging in. In dit kader is het in dergelijke gevallen dus raadzaam zo snel mogelijk een gratieverzoek in te dienen – indien hier gronden voor zijn – opdat de taakstraf / kortdurende gevangenisstraf van rechtswege wordt opgeschort.

In zijn algemeenheid is het handig ‘zo snel mogelijk’ nadat uw zaak onherroepelijk is geworden ‘in actie’ te komen en een gratieverzoek in te dienen, als u meent dat hiervoor gronden zijn. De kansen dat de tenuitvoerlegging kan worden opgeschort worden hiermee groter.

Voor langere straffen zal de beslissing tot opschorting een beslissing van de officier van justitie zijn [art. 6:7:2 lid 2 Sv]. In dergelijke gevallen wordt opschorting slechts in uitzonderlijke gevallen toegekend.

Ook als er sprake is van een ‘korte straf / taakstraf’ en er is wél al een meldbrief ontvangen, of in gevallen van een langere gevangenisstraf, staan er echter nog mogelijkheden open.

De meldbrief is reeds ontvangen, stel op tijd bezwaar in!!

De meldbrief is door u reeds ontvangen. U moet zich melden in de PI. Wat nu.

U kunt binnen 7 dagen na dagtekening van de meldbrief schriftelijk bezwaar maken of uitstel vragen. Houdt u dus goed uw postbus in de gaten en zorgt u dat u deze brief tijdig onder ogen krijgt!! Het is namelijk belangrijk dat het bezwaarschrift op tijd wordt ingediend. Een te laat ingediend bezwaarschrift is niet-ontvankelijk. Er zijn dan geen stappen meer te nemen, en u moet zich gewoon melden in de PI.

Wat zijn nu goede redenen voor een gegrond bezwaarschrift en dus uitstel van de meldplicht?

  • Problemen in de werksituatie die kunnen leiden tot ontslag;
  • Voortijdig moeten beëindigen van scholing / opleiding;
  • Geen zaakwaarnemer gedurende detentieperiode;
  • Gezinsproblematiek.

Kortom, verschillende redenen kunnen een verzoek tot uitstel rechtvaardigen, maar deze zijn er meestal in gelegen dat een ‘positief traject’ dat u bent ingezet in de maatschappij ‘wordt doorkruist’. Denk dus aan een baan, scholing, bedrijf, of zwaarwegende familieomstandigheden. De omstandigheden moeten wel ‘zeer dringend’ zijn.

In het bewaarschrift noemt en onderbouwt u de redenen, maar legt u ook bewijsstukken over. Het is verstandig u te laten bijstaan door een advocaat zodat uw verzoek / bezwaar de meeste kans van slagen heeft.

Uw bezwaar is afgewezen, wat nu?

Stel uw bezwaar is afgewezen, wat nu? Nu zijn er geen mogelijkheden meer toch? Dit is onjuist. Indien u het niet eens bent met afwijzing van het bezwaar, en u heeft een nieuwe meldbrief ontvangen waarbij u zich alsnog moet melden, kunt u in beroep gaan tegen deze beslissing bij de RSJ [Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugd]. Ook hier geldt een termijn van 7 dagen na dagtekening. Dus houdt u wederom uw postbus goed in de gaten.

Hoe wordt het beroep bij de RSJ behandeld?

De RSJ vraagt bij de betrokken partijen de stukken op en stelt hieruit het dossier samen. Het gehele dossier wordt toegestuurd aan alle betrokken partijen, zoals de DJI, de klager en de advocaat. Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie van de RSJ. Dit gebeurt schriftelijk of er volgt een mondelinge behandeling. Dit hangt af van de zaak.

Indien besloten is tot een schriftelijke behandeling maar deze alsnog niet voldoende blijkt, volgt alsnog een mondelinge behandeling. U krijgt een uitnodiging van deze zitting. Soms neemt de RSJ direct na afloop van de zitting een beslissing, soms wordt aanvullend onderzoek gedaan.

De uitspraak wordt schriftelijk uitgewerkt en toegezonden. U krijgt de beslissing dus niet ter plaatse te horen, maar krijgt deze later op schrift.

Schorsing

Hangende het beroep kan de advocaat om schorsing van de meldplicht vragen zodat u zich niet nog tijdens het beroep hoeft te melden. De RSJ neemt een beslissing op het verzoek tot schorsing.

Conclusie

Indien u een brief heeft gekregen dat u zich moet melden bij de PI staan er zeker nog mogelijkheden open. Zorgt u dat u tijdig op de hoogte bent van de meldbrief zodat u tijdig bezwaar kan maken tegen de melddatum en indien nodig beroep kan instellen. Deze juridische mogelijkheden staan alleen open voor zelfmelders.

Per 1 juli a.s. verhuist Canstein Advocatuur naar het pand aan de Singel 126 in Amsterdam.

Per 1 juli 2024 a.s. zal Canstein verhuizen naar het prachtige grachtenpand aan de Singel 126 [1015 AE] te Amsterdam, op een steenworp afstand van Amsterdam Centraal Station.

Dit monumentale pand is gebouwd in de 18e eeuw, vlak na de 17e ‘gouden eeuw’ en had voorheen een verzekeringsbank als bestemming. De grachtengordel als geheel behoort tot de werelderfgoedlijst van UNESCO. Stap binnen bij Canstein Advocatuur via de ruime marmeren hal en waan u in de sferen van grandeur van de 18e eeuw.  U wordt ontvangen door de receptie.

Post kan op de gebruikelijke wijze worden verzonden aan het postbusnummer.

Wanneer kom ik in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling?

De voorwaardelijke invrijheidsstelling is geregeld in boek 6, hoofdstuk 2, tweede titel van het Wetboek van Strafvordering.

Wat is voorwaardelijke invrijheidsstelling?  

De voorwaardelijke invrijheidsstelling houdt in dat de veroordeelde na het uitzitten van een gedeelte van zijn straf onder voorwaarden kan vrijkomen. Dan moet dus wel aan de gestelde voorwaarden zijn voldaan.

Wanneer komt voorwaardelijke invrijheidsstelling in beeld?

Veel gedetineerden zullen zich natuurlijk afvragen wanneer ze voor voorwaardelijke invrijheidsstelling in aanmerking zullen komen.

Dit hangt onder meer af van de hoogte van de straf die is opgelegd.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee situaties:

  • Er is sprake van een gevangenis van tussen de minimaal 1 en maximaal 2 jaar (tussen de 1 en 2 jaar gevangenisstraf dus);
  • Er is sprake van een gevangenisstraf van langer dan twee jaar.

Bij een gevangenisstraf van korter dan 1 jaar komt de voorwaardelijke in vrijheidsstelling dus in zijn geheel niet in beeld.

Situatie 1: Er is een straf opgelegd tussen de 1 en 2 jaar  

Bij een gevangenisstraf tussen de 1 en 2 jaar komt de voorwaardelijke invrijheidsstelling in beeld wanneer:

  • De gedetineerde inmiddels in ieder geval 1 jaar heeft vastgezeten
  • Van de resterende straf in ieder geval 1/3 is ondergaan.
  • Is er bijvoorbeeld sprake van een straf van 1 jaar en 6 maanden dan komt voorwaardelijke invrijheidsstelling dus na 1 jaar en 2 maanden in beeld.

Situatie 2; er is een gevangenisstaf opgelegd van 2 jaar of langer

Bij een gevangenisstraf van 2 jaar of langer komt de voorwaardelijke invrijheidsstelling in beeld wanneer:

  • 2/3 van de straf is uitgezeten;
  • Echter het gedeelte dat de gevangenisstaf wordt ‘bekort’ (de voorwaardelijke invrijheidsstelling) mag niet langer zijn dan 2 jaar in totaal.
  • Bijvoorbeeld: bij een gevangenisstraf van 6 jaar komt de VI (voorwaardelijke invrijheidsstelling) na 4 jaar in beeld. Maar bij een gevangenisstraf van 9 jaar zal de voorwaardelijke invrijheidsstelling pas na 7 jaar in beeld komen.

Wanneer is er geen VI?

Let op, er is geen VI (voorwaardelijke invrijheidsstelling) wanneer:

  • Er een deels voorwaardelijke straf is opgelegd;
  • Een deels voorwaardelijk deel alsnog ten uitvoer wordt gelegd;
  • De gedetineerde een vreemdeling is in de zin van de vreemdelingenwet.

Heb je dus bijvoorbeeld een gevangenisstraf gekregen van 1,5 jaar waarvan 5 maanden voorwaardelijk, dan is er geen sprake van VI. Ook niet wanneer deze 5 maanden alsnog ten uitvoer worden gelegd!

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor VI?

Om voor voorwaardelijke invrijheidsstelling in aanmerking te komen worden verschillende criteria in ogenschouw genomen:

  • Goed gedrag van de betrokkene;
  • De risico’s voor de samenleving worden meegewogen;
  • De belangen van de slachtoffers worden meegewogen.

Goed gedrag in de PI wordt dus beloond!! Ook andere factoren spelen een rol.

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan tijdens de VI?

Ook tijdens de VI dient de gedetineerde aan voorwaarden te voldoen.

Tijdens de voorwaardelijke invrijheidsstelling is de vrijgelatene, nog niet geheel vrij. Hij (of zij) moet zich ook dan aan bepaalde voorwaarden houden. Deze houdt in ieder geval in dat de veroordeelde zich niet nogmaals schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Deze voorwaarde geldt tijdens de proeftijd. Voor het overige kunnen er – tijdens de proeftijd – nog extra bijzondere voorwaarden gelden. Als er bijzondere voorwaarden zijn opgelegd betreffende de voorwaarden in ieder geval:

  • Meldplicht bij reclassering
  • Afgeven van vingerafdrukken.

Hier kunnen nog andere voorwaarden in betrokken worden betreffende het gedrag van de betrokkene. Bijvoorbeeld:

  • Een contactverbod;
  • Een gebiedsverbod;
  • Aanwezigheidsplicht op een bepaalde locatie;
  • Meldplicht;
  • Verbod op gebruik verdovende middelen (dit wordt ook gecontroleerd),
  • Opname in een zorginstelling;
  • Verplichting zich onder behandeling te laten stellen;
  • Begeleid-wonen traject;
  • Deelname aan gedragsinterventie;
  • Deelname aan vrijwilligerswerk;
  • Verbod Nederland te verlaten;
  • Etc.

Aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling kunnen dus flink wat voorwaarden worden verbonden, maar deze zullen afhangen van de omstandigheden van het geval en de aard van de zaak.

Het OM beslist over de VI na advies van de directeur van de PI. Hier komt in in principe dus geen advocaat bij te kijken.

Maar let op, de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan ook worden herroepen als de voorwaarden niet worden nageleefd!!!

Nieuwe wet; wanneer is oude wet nog van toepassing

Let op, op 1 juli 2021 is er een nieuwe wet in werking getreden. Boven genoemde voorwaarden zijn de voorwaarden die gelden onder de nieuwe wet. Is de uitspraak in jouw zaak van vóór 1 juli 2021 dan geldt de oude wet.

Wanneer is bijstand van een advocaat noodzakelijk?

Is het OM voornemens je VI af te wijzen of dreigt je al lopende VI te worden herroepen?

Neem contact op met je advocaat! Deze kan je goed bijstaan in de procedure.

Poging doodslag niet bewezen

Canstein Advocatuur stond één van de jongeren bij die werd verdacht van het incident inzake mishandeling op het spoor van Station Bijlmer Arena van 5 mei jl. 

Een man zou hierbij zijn mishandeld en uiteindelijk op het spoor geduwd. Cliënt in deze zaak legde wel een (deels) bekennende verklaring af, maar betwistte iets te maken te hebben met onder meer de duw op het spoor. 

De rechtbank volgde de verdediging hierin. Betrokkenheid bij de duw op het spoor of het gooien met stenen werd niet bewezen geacht. Ook waren de gedragingen niet dermate ernstig dat deze 
poging doodslag opleverden. Vanwege zijn jonge leeftijd werd cliënt berecht volgens het jeugdrecht. 

​​​​​​​Cliënt kreeg uiteindelijk 120 dagen jeugddetentie waarvan 91 voorwaardelijk. Nu cliënt al een periode in huisarrest had gezeten hoefde cliënt na de zitting niet (langer) vast te zitten. 

​​​​​​​Cliënt heeft zich bij deze uitspraak neergelegd en is niet in hoger beroep gegaan. Een tevreden cliënt en een mooi resultaat voor Canstein Advocatuur! 

Kan ik nog iets doen aan mijn straf als deze eenmaal onherroepelijk is geworden? Het indienen van een gratieverzoek.  

De vraag zal ontstaan of er nog iets aan je straf gedaan kan worden als deze eenmaal onherroepelijk is geworden.

De hoogste rechter heeft over je zaak geoordeeld of je bent niet in hoger beroep gegaan dus de zaak is daarmee afgedaan toch?

Ook in een dergelijk geval bestaat er nog een laatste mogelijkheid.  

Het indienen van een gratieverzoek

Wat is gratie?

Gratie is vermindering, verandering of kwijtschelding van een straf. Gratie is mogelijk als het bijdraagt aan een rechtvaardige, menselijke en doelmatige uitvoering van de straf. De koning kan dus – in bijzondere omstandigheden – alsnog een straf wijzigen, verminderen of kwijtschelden. Dit kan in de volgende twee situaties: A) op grond van een omstandigheid waar de rechter nog geen rekening mee heeft kunnen houden B) indien met de tenuitvoerlegging van de straf geen redelijk doel (meer) is gediend [art. 2 Gratiewet]. Gratie is een ‘laatste reddingsboei’ voor veroordeelden die ten einde raad zijn en een laatste mogelijkheid nog iets aan een straf te doen. Gratie is dus een mooie en barmhartige figuur in ons strafrecht.

In welke gevallen kan om gratie worden verzocht?

Er kan niet alleen worden verzocht om gratie bij gevangenisstraf of zware straffen. Ook van ‘lichtere’ straffen kan gratie worden verzocht.

De gevallen waarin gratie kan worden verzocht zijn:

  • Hoofdstraffen en bijkomende straffen; de hoofdstraffen zijn gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboete [art. 9 lid 1 Sr.] Voor jeugdigen zijn de hoofdstraffen; jeugddetentie, taakstraf en geldboete [art. 77h onder a]. Bijkomende straffen zijn ontzetting uit bepaalde rechten, verbeurdverklaring, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak en de ontzegging motorrijtuigen te besturen.  Voor jeugdigen en in het kader de Wet economische delicten gelden nog extra typen bijkomende straffen.
  • Ook van een opgelegde maatregel onttrekking aan het verkeer kan gratie worden verzocht.
  • Datzelfde geldt voor ontneming van wederrechtelijke verkregen voordeel – De overheid vond dat u geld had verkregen door misdrijf en dit moet u terugbetalen.
  • Is er een maatregel terbeschikkingstelling opgelegd? Van deze maatregel kan gratie worden verzocht.
  • Datzelfde geldt voor een beslissing tot plaatsing in een ISD [instelling voor stelsematige daders];
  • Vrijheidsbeperkende maatregelen (een vrijheidsbeperkende maatregel is bijvoorbeeld een locatieverbod, een contactverbod of een meldplicht);
  • Ook van een buitenlandse straf die in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd  kan gratie worden verzocht.

Voor een geldboete van € 340,00 of lager kan  géén gratie worden verzocht.

Er zijn dus een hoop situaties waarin gratie kan worden verzocht en dit kan voor u ‘een laatste strohalm’ zijn en een laatste mogelijkheid om iets aan uw straf te doen. Bespreek de mogelijkheden met uw advocaat.

Zorgt gratie er ook voor dat een gevangenisstraf voorlopig niet ten uitvoer wordt gelegd (‘opschorting’)?

Dit hangt er – in zijn algemeenheid – vanaf of al met de tenuitvoerlegging is ‘aangevangen’. Deze ‘regel’ gaat op in zaken waarin het een (onherroepelijke) straf betreft van 6 maanden of minder, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden of minder waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen of een taakstraf.

Er is bijvoorbeeld sprake van ‘aanvang van de tenuitvoerlegging’ in de navolgende gevallen:

  • Indien de veroordeelde een verzoek heeft gekregen zich te melden bij de PI;
  • Indien er een arrestatiebevel is uitgevaardigd.

Is er een jaar na het onherroepelijk worden van de beslissing van de rechter nog niet begonnen met de tenuitvoerlegging? Dan wordt de straf tevens opgeschort door het indienen van een gratieverzoek.

Zijn er uitzonderingen op de regels omtrent opschorting?

Er zijn wel uitzonderingen wat betreft de regels omtrent opschorting. Is de veroordeelde bijvoorbeeld ongeoorloofd afwezig, of zit de veroordeelde gedetineerd, dan is er geen opschorting van rechtswege. Er zijn ook andere situaties waarin de ‘opschorting van rechtswege’ desalniettemin niet doorgaat. Voor deze blog wordt volstaan met bovengenoemde voorbeelden.

Alsnog opschorting door verzoek aan de Minister

In situaties waarin er geen sprake is van opschorting van ‘rechtswege’ (automatische opschorting) kan in bepaalde gevallen alsnog aan de Minister worden verzocht de straf op te schorten. De Minister neemt dan een beslissing hierover (art. 6:7:4 Sv.).

Hoe groot is de kans op toewijzing van een gratieverzoek?

Het is lastig hier een inschatting van te maken. De beoordeling zal uiteraard afhangen van uw persoonlijke omstandigheden die zijn aangevoerd. Het is aan de Koning, of althans uit dienst naam, dat wordt beoordeeld of uw omstandigheden aanleiding geven tot toewijzing van het gratieverzoek.

Uit een publicatie van het progamma Blauw Bloed van de EO blijkt dat er behoorlijk vaak gratie wordt verleend. In 2021 zijn er bijvoorbeeld 657 verzoeken ingediend en 131 toegewezen. Dat houdt dus in dat in dit jaar dus zo ongeveer 1 op de 6 verzoeken is toegewezen.

Een bekend – hoewel ook omstreden – voorbeeld is de gratie aan Frank Masmeijer, die was veroordeeld voor cocaïne-handel. Een ander voorbeeld is de gratieverlening van Cevdet Yilmaz. Deze laatste veroordeelde was levenslang gestraft voor een zesvoudige moord in het café ’t Koetsiertje. Gratieverlening aan levenslanggestraften komt niet vaak voor, maar er zijn wel een aantal voorbeelden te noemen.

Conclusie  

Gratie zal makkelijker worden verleend waar het lichte straffen betreft dan als het zeer zware straffen betreft. Het indienen van een gratieverzoek is – onder bespreking van bovengenoemde voorwaarden – echter altijd mogelijk.

Gratie is dus zeker die ‘laatste strohalm’. Bespreek de mogelijkheden goed met je advocaat en lever waar mogelijk bewijsstukken aan.

Wanneer ben ik als bestuurder strafbaar voor feitelijk leidinggeven aan een strafbare gedraging van een rechtspersoon?

Wordt u als bestuurder van een rechtspersoon (bijvoorbeeld B.V. of N.V.) door het Openbaar Ministerie verdacht van feitelijk leidinggeven aan een strafbaar feit door de rechtspersoon? Wordt aan u een transactie aangeboden? Bent u uitgenodigd voor verhoor? Of bent u zelfs al hiervoor gedagvaard? Ook indien u formeel geen bestuurder bent kunt u als bijvoorbeeld manager of andere leidinggever in feitelijk zin aansprakelijk worden gehouden voor strafbare gedragingen van de rechtspersoon.  

Dit is een – zeer – vervelende situatie. U wordt als privépersoon – strafrechtelijk – aansprakelijk gehouden en riskeert een strafblad. Daarnaast riskeert u, indien er sprake is van een vordering benadeelde partij dat u een schadevergoeding moet betalen aan het – vermeende – ‘slachtoffer’, bijvoorbeeld de Belastingdienst of een andere benadeelde partij. Zaken betreffende feitelijke leidinggeven zullen in veel voorkomende gevallen behandeld worden door het Landelijk of het Functioneel parket.

Een uitstekende verdediging is in een dergelijk geval essentieel.

Naar aanleiding van een recente zaak van mij waarbij de figuur van het feitelijk leidinggeven centraal staat bespreek ik, Canstein Advocatuur, in deze blog aan welke vereisten moet zijn voldaan om te kunnen spreken van ‘feitelijk leidinggeven’ in strafrechtelijke zin.

Strafbaarheid van de rechtspersoon is een vereiste

De strafbaarheid van de rechtspersoon is een vereiste om tot strafbaarheid van de leidinggevende te komen. Hieronder bespreek ik dit vereiste, de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voor strafbaarheid van de rechtspersoon, en de mogelijke straffen die een de rechtspersoon kunnen worden opgelegd.

Rechtspersoon dient strafbare gedraging te hebben gepleegd

Een feitelijk leiddinggever kan alleen worden veroordeeld voor een strafbaar feit indien de rechtspersoon waaraan feitelijk leiding is gegeven strafbaar is. Bij wet van 1976 kunnen ook rechtspersonen strafbaar worden gesteld voor strafrechtelijke gedragingen.

De feitelijk leidinggever hoeft geen formele leidende positie te hebben binnen de rechtspersoon. Ook iemand die juridische ondergeschikt is aan het bestuur van de rechtspersoon kan feitelijk leidinggever zijn [zie o.a.: HR 21 januari 1992, NJ 1992/414]. De feitelijk leidinggever kan het feit ook samen met anderen plegen (medeplegen), of er kan sprake zijn van behulpzaamheid aan een misdrijf (medeplichtigheid).

Indien blijkt dat niet kan worden bewezen dat de rechtspersoon een strafbaar feit heeft gepleegd wordt ook de feitelijk leidinggever en/of opdrachtgever vrijgesproken. Het OM mag ook afzien van vervolging van de rechtspersoon, en alleen de opdrachtgevers of feitelijk leidinggevers vervolgen. Vervolging van een opdrachtgever of feitelijk leidinggever sluit vervolging van andere natuurlijke personen niet uit.

Aan welke voorwaarden dient te zijn voldaan voor strafbaarheid van de rechtspersoon?

Wat zijn dan nu de voorwaarden voor strafbaarheid van de rechtspersoon?  

Om te kunnen spreken van strafbaarheid van de rechtspersoon dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. Namelijk:  

  • Is de rechtspersoon de geadresseerde van de norm?
  • Kan de gedraging aan de rechtspersoon worden toegerekend?
  • Kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?

In een zaak van het Gerechtshof Arnhem stond de vraag centraal of de rechtspersoon verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet ‘lossen’ van een groep kalveren die van de éne naar de andere bestemming werden vervoerd (ECLI:NL: GHARN:2008:BG5582). Het Hof concludeerde dat de gedraging niet had plaatsgevonden ‘in de sfeer van de rechtspersoon’. Weliswaar werkte de chauffeur voor de verdachte (de rechtspersoon), maar dit was nog niet voldoende om te stellen dat de gedraging ‘in de sfeer van de rechtspersoon’ had plaatsgevonden.

Opzet of schuld van de rechtspersoon als zodanig is niet vereist voor toerekening van een gedraging aan de rechtspersoon. Als opzet of schuld in de delictsomschrijving staat vermeld dient deze opzet of schuld wél te worden vastgesteld.

Welke straf riskeert de rechtspersoon? 

De rechtspersoon zelf riskeert fikse geldboetes. Voor rechtspersonen kunnen voor het desbetreffende misdrijf of de desbetreffende overtreding geldboetes worden opgelegd van één categorie hoger dan geldt voor natuurlijke personen. Er kunnen dus hogere geldboetes worden opgelegd aan een rechtspersoon dan aan een natuurlijke persoon. Is de geldboete voor de particuliere verdachte al van de hoogste categorie, dan kan aan de rechtspersoon een geldboete worden opgelegd van 10% van de jaaromzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaande aan de uitspraak of de strafbeschikking.

De rechtspersoon kan daarnaast uit bepaalde rechten worden ontzet (art. 28 Sr.), er kan een verbeurdverklaring worden uitgesproken over bepaalde voorwerpen (art. 33 Sr) en de rechterlijke uitspraak kan openbaar worden gemaakt (art. 36 Sr.). Daarnaast kan er een vordering worden ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (art. 36e) en kan er het OM schadevergoeding vorderen namens de benadeelde partij (art. 36f Sr.). Betreft het een economisch delict dan kunnen nog bepaalde sancties uit de WED worden opgelegd. In bepaalde zaken kan het OM de zaak afdoen met een transactie of een strafbeschikking. Dit hangt af van de ernst van het delict.

Op een strafbaar feit gepleegd door een rechtspersoon kan dus een fikse consequentie volgen.

Wanneer is er nu sprake van ‘feitelijk leidinggeven’ aan de strafbare rechtspersoon? Wanneer is dit feitelijk leidinggeven strafbaar?

Wanneer is er nu sprake van ‘feitelijk leidinggeven’ aan de gedraging van de rechtspersoon in strafbare zin? Wie kan nu als – mogelijke strafbare – feitelijk leidinggever worden aangemerkt?

In het arrest HR 26 april 2016, NJ 2016/375 wordt het beslissingskader verduidelijkt. Allereerst wordt overwogen dat het enkel zijn van bestuurder van een rechtspersoon onvoldoende is om van feitelijk leidinggeven door die bestuurder te spreken (RO 3.5.1, ECLI:NL:HR:2016:733). Het gaat om de taalkundige uitleg van ‘feitelijk leidinggeven‘ waarbij het dus gaat om de vraag bij wie de leiding ‘feitelijk‘ ligt. Bij de toepassing zal veel afhangen van de omstandigheden van het geval. Er is sprake van een objectief en een subjectief aspect met betrekking tot het feitelijk leidinggeven. De verboden gedraging moet door de feitelijk leidinggever daadwerkelijk bevorderd zijn (objectief) en zijn of haar opzet moet daarop zijn gericht (subjectief).

Objectief aspect; in de regel een actieve rol, onder omstandigheden ook een passieve rol

‘Daadwerkelijk bevorderen’ bestaat volgens de Hoge Raad in ‘actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt’. Kortom, de verdachte dient een actieve rol te hebben gespeelt bij het bevorderen van de feitelijk gedraging. Los van dienst ‘officiële functie’ binnen de organisatie. Het gaat om het daadwerkelijke gedrag binnen de feitelijke bedrijfsvoering waarin de feitelijk leidinggever dus actief een bevorderende en bezwaarlijke rol heeft gespeeld.  

Echter, er zit een addertje onder het gras, onder omstandigheden kan echter ook een passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven moet worden gesproken. De verschillende varianten van feitelijk leidinggeven worden hieronder besproken.

Hier is ook een nadere beschouwing over geschreven: ‘Feitelijk leidinggeven. Hoe een weinig vernieuwend arrest toch veel nieuws kan brengen, een kritische beschouwing, TBS&H 2016, p128´139.’.

Objectief aspect; Varianten feitelijk leidinggeven; passief en actief

Kort gezegd zijn er dus een aantal varianten van feitelijk leiderschap. Deze varianten kunnen afzonderlijk tot de conclusie leiden dat er sprake is geweest van feitelijk leidinggever aan een verboden gedraging:

Actief

  1. Meestal het actief en effectief leidinggeven aan een verboden gedraging,
  2. De verboden gedraging is het onvermijdelijke gevolg van het algemene door de verdachte – als bestuurder – gevoerde beleid. – In dit geval is de feitelijk leidinggever dus een bestuurder wiens beleid onvermijdelijk leidt tot strafbare feiten.
  3. Er is ook sprake van feitelijk leidinggeven als er sprake is van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen en het daarbij nemen van zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die gedragingen leiding te hebben gegeven (Hof Amsterdam 28 juli 2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:3100/3103). – Ook in die situatie dient er dus sprake te zijn van een initiatief nemende rol in de strafbare gedraging die duidt op feitelijk leidinggeven. In deze gaat het dus om een complex van gedragingen waaraan een bijdrage is geleverd waarbij sprake moet zijn van een bepaalde mate van initiatief. Ook hier is de actieve rol van de feitelijke leidinggever bij het leveren van deze bijdrage dus vereist.

Passief  

Ook bij een passievere rol kan volgens de HR sprake zijn van een situatie dat de verboden gedraging zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven kan worden gesproken.

  1. Daarbij heeft hij (de HR) in het bijzonder het oog op het geval de verdachte bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming c.q. beëindiging van verboden gedragingen en zodanige maatregelen achterwege laat. Er kán dus sprake zijn van strafbaar nalaten van de feitelijk leidinggever (HR 10 februari 1987, NJ 1987/662 en HR 16 december 1986, NJ1987/321 Slavenburg II). Feitelijke bemoeienis met (in een actieve rol), of het houden van toezicht op het delict is in dit geval niet vereist (HR 10 februari 1987, NJ 1987/662). De leidinggever dient ook in dit geval echter wel een voldoende feitelijke rol te hebben binnen de organisatie om als feitelijk leidinggever te kunnen worden aangemerkt. In die feitelijk rol dient hij of zij dan gehouden te zijn geweest maatregelen te treffen (RO 3.5.1. Standaardarrest).

Meer over feitelijk leidinggeven in passieve zin

Feitelijk leidinggeven in passieve zin; Daadwerkelijke feitelijke zeggenschap?

De bevoegdheid tot ingrijpen waarbij er sprake is van verwijtbaar nalaten bestaat indien de verdachte feitelijke zeggenschap heeft over de gedraging die de rechtspersoon wordt geacht te hebben verricht (HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5551). Die zeggenschap kan bijvoorbeeld berusten bij bestuurders, directieleden, commissarissen. Afdelingshoofden etc. máár een formele relatie met de rechtspersoon is geen vereiste, ook iemand die formeel niets met de rechtspersoon te maken heeft, maar feitelijk de touwtjes in handen heeft, kan feitelijk leidinggever zijn (HR 16 juni 1981, NJ 1981/568 e.m.).

Kortom, het gaat in deze niet om het ‘naamplaatje’, ‘bordje op de deur’, maar om de persoon zijn feitelijke rol binnen de organisatie. Een persoon kan een formele functie(titel) hebben, maar geen feitelijk leidinggever zijn met daadwerkelijke bevoegdheden, of juist geen officiële bevoegdheid hebben maar wel feitelijk leidinggever zijn in daadwerkelijke zin.

Het gaat hierbij om de daadwerkelijke rollen die de personen bekleden binnen de organisatie en niet om ‘titel’. Eén en ander kán samenvallen, maar dit hóeft niet.

Gehoudenheid tot ingrijpen

Naast het vereiste  van bevoegdheid zoals hierboven besproken moet de feitelijk leidinggever gehouden zijn tot ingrijpen hiervoor is vereist:

  • Dat hij of zij kennis droeg van de verboden gedraging;
  • Dat die kennis noopte tot ingrijpen.

De feitelijk leidinggever moet dus op de hoogte zijn geweest van de strafbare gedraging en het moet op zijn of haar weg hebben gelegen tot ingrijpen over te gaan.

De vraag is: was iemand in de positie in te grijpen?

  • De vraag is welke regels er gelden en hoe op naleving daarvan wordt toegezien;
  • Personen die niet in de positie waren de gedraging te voorkomen kunnen niet als feitelijk leidinggever kunnen worden aangemerkt (Hof Amsterdam 28 juli 2017; ECLI:NL:GHAMS:2017:3102);  
  • Formele bevoegdheid geeft niet de doorslag – Indien een directielid bijvoorbeeld de bevoegdheid heeft om in te grijpen, maar op grond van de taakverdeling is een andere aangewezen in te grijpen te doen, is hij – indien hij of zij geen wetenschap had van de verboden gedraging – niet gehouden op te treden (Hof Den Haag 2 december 1987, NJ 1988/422).
  • De formele taakverdeling binnen de organisatie speelt wel een rol bij de vraag wie  gehouden was op te treden en dus als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt (Rb Overijssel 26 augustus 2021; ECLI:NL:GHAMS:2023:BW6216).
  • Ook de feitelijke taakverdeling binnen de figuren in de organisatie onderling speelt een rol (Hof Den Bosch, 21 december 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3832). Op grond hiervan kan een leidinggever voor bepaalde feiten wél als feitelijk leidinggever worden aangemerkt en voor andere feiten niet.

Subjectief aspect; opzet op de verboden gedraging

Naast het objectieve aspect – het daadwerkelijk bevorderen van de gedraging, moet er aan het subjectieve aspect zijn voldaan. De feitelijk leidinggever moet opzet hebben gehad op de verboden gedraging (in het geval van ING bijvoorbeeld, opzet op het verboden schuldwitwassen). Hiervoor moet de feitelijk leidinggever in ieder geval bewust de kans hebben aanvaard dat de gedraging zich zou voordoen. Het gaat dus om voorwaardelijk opzet, schuld is onvoldoende (HR 19 november 1985, NJ 1986/125-126).

Bij culpoze delicten dient de feitelijk leidinggever nog steeds opzet te hebben gehad op de verboden gedraging, het opzet hoeft zich in dit geval echter niet uit te strekken tot de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden.

Wetenschap en de gehoudenheid tot ingrijpen;

het voorbeeld van ING en haar topman

Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 9 december 2020 inzake vervolging van de oud topman en voorzitter van de Raad van Bestuur van ING Ralph Hamers (ECLI:NL:GHDHA:2020:2347).

Onder de naam Houston was de FIOD (de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst) onder leiding van het landelijk parket en het functioneel parket een onderzoek gestart naar de ING. Hieruit bleek dat de ING zich van 2010 tot 2016 had schuldig gemaakt aan overtreding van de Wwft en schuldwitwassen. In dit kader was aan de ING een transactie aangeboden van     € 775.000,00, welke transactie door de ING was geaccepteerd. 

Door Stichting SOBI werd geklaagd dat Ralph Hamers niet was vervolgd voor het feitelijk leidinggeven aan de verboden gedragingen.

Volgens klager moest de topman op de hoogte zijn geweest van de strafbare feiten nu er schriftelijke waarschuwingsbrieven aan hem waren verzonden in 2014. Volgens klager mag ‘misdaad niet lonen wanneer je aan de top staat’. De AG concludeerde tot afwijzing van het beklag.

Het standpunt van de beklaagde

Beklaagde – de voormalig topman – stelde zich op het standpunt dat hij zich nooit bewust is geweest van de strafbare feiten. Bovendien lag het gezien de taakverdeling niet op de weg van de voormalig topman om te interveniëren. De gehoudenheid tot optreden lag bij anderen, welke lager in rang stonden en de taak hadden tot toezicht op de gedragingen. 

Het Hof stelt vast dat het gaat om structurele overtredingen van de ING, waarvoor ING herhaaldelijk was gewaarschuwd door de DNB en de ECB. Eerder was al een last onder dwangsom opgelegd wegens het niet naleven van de Wwft-verplichting om voldoende ‘diepgravend’ cliëntonderzoek te doen. Nu ING blijkt te zijn misbruikt voor het witwassen van miljoenen honderden euro’s is er in ieder geval sprake van schuldwitwassen door ING.

Het Hof concludeert dat er voldoende aanknopingspunten waren dat Ralf Hamers hiervan A) op de hoogte was en B) actief aan dit beleid heeft meegewerkt (het gaat in deze dus om feitelijk leidinggeven in ‘actieve zin’ waarbij het gevoerde beleid onvermijdelijk heeft geleid tot strafbare feiten).

Dit blijkt uit het feit dat hij direct leiding gaf aan het hoofd juridische zaken en de ‘General manager’ van de interne accountantsdienst. Deze laatste rapporteerde direct aan beklaagde uit welke rapporten bleek:

  • Dat er sprake was van onvolledige CDD-dossiers;
  • Onjuiste risico classificaties;
  • Niet of te laat beëindigen van klantrelaties;
  • Indelen van klanten in het verkeerde segment;
  • Onvoldoende capaciteit voor compliance;
  • Alarmerende tekortkoming in de compliance.

Het Hof concludeert dat er voldoende aanknopingspunten zijn dat de topman van ING A) op de hoogte was B) gehouden was tot ingrijpen om tot vervolging over te gaan. Het Hof vindt vervolging ook opportuun en deelt de zorg van klager dat feitelijk leidinggevers niet ‘vrijuit‘  mogen gaan. Volgens het Hof moet er een zichtbare norm worden gesteld. Het Hof is hierbij ook ‘niet blind‘ voor de emoties die de schikking met ING heeft losgemaakt. Het Hof acht het beklag gegrond en er moet alsnog tot vervolging van de voormalig topman worden overgegaan.

Deze uitspraak is leidinggevend waar het gaat om de vervolging van feitelijk leidinggevenden. De boodschap is duidelijk, misdaad mag niet lonen, ook niet aan de top.

Voorbeelden van feitelijk leidinggeven uit de praktijk

Hieronder volgen 2 voorbeelden uit 2021 van feitelijk leidinggeven aan een strafbare gedraging van de ABN AMRO-bank en Tata Steel.

Voorbeeld van ABN AMRO

In april 2021 bleek dat óók ABN AMRO een transactie heeft geaccepteerd van 480 miljoen euro voor structurele overtredingen van de Wwft. Het OM verweet de ABN AMRO in deze zaak het overtreden van de Wwft en schuldwitwassen. Verdachte transacties – van gelden die mogelijk afkomstig waren uit misdrijf – zijn door de ABN Amro onvoldoende gemonitord.

Eind december 2022 werd bekend dat Kees van Dijkhuizen door het OM officieel als verdachte is aangemerkt van het feitelijke leidinggeven aan de verboden gedragingen.

Ook (zelfs?) Gerrit Zalm werd verdacht van het feitelijk leidinggeven aan verboden gedragingen in zijn functie van voorzitter van de Raad van Bestuur van ABN Amro.

Het voorbeeld van Tata Steel

Op 19 mei 2021 deed Ficq aangifte tegen de feitelijk leidinggevenden van Tata Steel wegens het feitelijke leidinggeven aan de verboden gedraging van art. 173a Sr. (opzettelijke milieuverontreiniging). Het onderzoek in dit kader is nog in volle gang.

Conclusie

De ontwikkelingen omtrent de strafbaarheid van feitelijk leidinggeven geven een interessant inzicht in hoe er binnen de rechtspraak wordt gekeken naar leiderschap en de verantwoordelijkheid daarin van de leidinggevende. Een simpele verwijzing naar ondergeschikten zal in veel voorkomende gevallen onvoldoende zijn. Contacteer ons vrijblijvend.